71
Bea’s ogen lichtten vrolijk op.t „Pch, pch, pch!”
„Och, jij met je nonsens,” bromde Els. „Je weet waarachtig wel, dat Henk geen cent om haar geeft, ’t Is alleen oude vriendschap en hij probeert, net als ik, haar wat uit de put te helpen.”
„Voor mij mag ie! Ik zal héél blij zijn als hij een meisje vindt, waar hij echt van houdt.”
„Hè, ja! Of je niet zeker weet dat jij dat meisje bent en er geen ander voor hem kan komen. Voor mijn part ging jij echt veel van iemand houden, dan wist hij tenminste dat alle kans voor hem verkeken was.” „Pch, pch, pch!” De vingers zwaaiden voor Els’ blozend gelaat en de donkere ogen keken plaagziek. „Is er iemand?” vloog Els er direct op in.
Maar Bea tuurde alweer langs haar cigarettenpijp naar de Amstel, waar slanke wherry’s en motorbootjes voorbij voeren.
„Wat is de zomer toch zalig,” zei ze dan. „Eén en al kleur en leven, ’t Moest altijd zomer blijven.” „Jakkie neen,” vond Els. „Ik ben net zo dol op de winter. Sneeuw en ijs, maar geen zaligheid! Zeg, mensen, hoe zit ’t met onze wintersportplannen. Ik heb Til daar net gezegd, dat ze ook mee moet, ik ga ’t straks met d’r moeder bespreken. Zou fijn voor d’r zijn! Kikkert ze helemaal van op.”
„Ik heb wel zin,” zei Bea. „Maar zal ’t niet te duur zijn? Ik heb wel wat opgespaard, maar niet veel.” „Wat kan dat nou kosten?” vroeg een beetje laatdunkend Bob. „Een krats! Met een paar honderd gulden kom je een heel eind.”
„Bah, wat snobbish!” stoof Els op. „Paar honderd gulden! Jongen, je bent mal! dat zou jij kunnen doen. Maar wij hebben nog nooit ’n paar honderd gulden bij mekaar kunnen schrapen. Ik heb een nichtje, dat ieder jaar gaat wintersporten en als die ’t doet, nou, dan kan ’t niet veel kosten, ’t Is een beschei