68
„O, ja. Zeg, wanneer is dat gezeur eigenlijk afgelopen?”
„Gezeur!” deed Els verontwaardigd. „Iedere avond stampvolle zalen, ondanks de hitte. Wie doet het Eliza na? Til, jij moest meegaan met Henk. Zo’n beetje frisse zeewind om je oren kan je geen kwaad. Ik neem je fiets wel mee op sleeptouw en blijf bij je moeder eten, dan is die niet zo alleen. Toe, doe ’t nu.”
„Til gaat mee,” zei Henk, voor haar beslissend.
„Nou, goed dan,” gaf Til toe, die opzag tegen een avond thuis met al het gepieker over haar slecht spel.
„Bea’s ogen spreken boekdelen,” dacht Els geamuseerd. „Ze heeft zich er lekker ingewerkt, want ’t was helemaal niet haar bedoeling om alleen maar met Til en Henk naar Zandvoort te tijgen. Ik ben benieuwd hoe ze hieraan zal ontkomen. En Bob’s snuit is ook goud waard. Die heeft ’t land, dat ie zo happig „ik ga in de boot terug” zei! ’t Is om te gieren, want Henk doet kwasi onverschillig tegen Bea en liefjes tegen Til en is zo blij als een engel, dat Bea wèl meegaat en Bob niet.
O, wat een comedie! Kostelijk!”
„Wat zit jij te grinniken. Wat heb je?” vroeg Bea korzelig.
„Binnenpiezeliertjes!” lachte Els en ze maakte het Bea-manuaal met de vingers.
„Doe niet zo idioot!”
„Zit je er in, liefie?” fluisterde Els haar in. „Niet zo prettig, hè?”
Bea schoot in een lach, omdat Els haar weer zo dóór had.
„Zal de foevenzoekster je er uit helpen?” bood Els aan. „Ik bedenk wel wat,” en meteen zei ze hardop: „Zeg Bé, je hebt zeker ganselijk vergeten, dat je vanavond naar het grootse spel van je dierbare vriendin Els zou komen kijken. Heb ik daarvoor vrijkaarten gevraagd?”