53
„Ik wou dat jé niet zoveel van die toneel-termen gebruikte, ’t Staat zo opschepperig.”
„Daar doe ik ’t toch waarachtig niet om,” verdedigde Els zich. „Maar je hoort op de repetities niet anders om je heen en dan neem je die uitdrukkingen vanzelf over.”
„Ik heb nog nooit zo’n fijne vacantie gehad”, was ’t een paar dagen later, toen Els van de repetitie thuis kwam.
„Heb je er nog niet genoeg van?” informeerde haar moeder, „’t Lijkt me toch eentonig toe, zo iedere avond hetzelfde te moeten zeggen.”
„Eentonig!” verbaasde Els zich. „Iedere avond is er toch wat anders waar je om moet gieren. O, moeder, gisterenavond! We hebben ons een aap gelachen. U weet wel, in de eerste acte, waar de hoofdrol zich zoo gauw moet verkleden? Nou, daar kwam me de schone Eliza naar binnen gehuppeld als apache, met een pantalon, die niet goed vastgemaakt was en onder het spelen afzakte. We kregen een stuiplach en we moesten ons goed houden, anders had er naderhand wat gezwaaid!”
„En merkte het publiek ’t niet op?”
„Welneen, we drongen allemaal om haar heen, en toen kon ze de pantalon weer naar boven sjorren en vastmaken. Als je lang op de planken staat krijg je wel de routine om ongelukjes te verdoezelen.”
„En heb jij helemaal geen ongelukjes gehad, opschepster?” plaagde haar moeder.
„Nou en of! Ik schrok me gewoon ’n mikkie, maar ’t liep nog goed af. Eén keer ben ik opgekomen, toen ik niet moest. Ik had bijna als een verschrikte kip de benen genomen, maar ik liep met groot lef enige keren heen en weer, net of ik iets zocht. Eliza was furieus en ze siste me toe, dat ik op moest hoepelen, wat ik toen ook deed. En een andere keer, o, moeder, dat was erg! U moet weten, dat ik met mijn ge