„Ja, ’n boel. Maar och, dat wordt gewoonte. En ’t is niet m’n eerste reis.”
„Gedésillusioneerd? of melig?”
„AHebei. ’t Gekke is, dat je op de schuit naar de W#1 haakt en ’t aan wal nog groter rotzooi vindt dan op éc schuit.”
„Zeg ereis mannetje! een beetje gematigder toon.” Bé’s spottende stem en warreling van vingers.
Welk een eer geschiedt me, zei hij trots.
„Kom je ook eens hier zitten, Beatrice?” vroeg Tom. „Een goede gastvrouw moet zich weten te verdelen.”
„Daarom ben ik Rik’s toneel-roddel juist ontlopen. Schik ’n beetje op, dik wezen, dan kom ik op de leuning van je stoel zitten.”
Tom, zich zoo klein mogelijk makend, ruimde plaats in voor Bea.
Naar sneeuw en zon. 3