20
verdragen had zonder te huilen en met een trek van verzet om het kleine mondje, die hem hoe langer hoe driftiger maakte.
„Als ’t je rust geeft dit besluit, dan is ’t verstandig, dat je het genomen hebt. Probeer er dan ook verder niet over te denken en ga rustig door met de studie.”
„Moeder.”
„Ja, Til?”
Til’s handen speelden nerveus met de franje’s van een kussen.
„Zoudt U ’t héél erg vinden, als...” Til’s stem trilde en sloeg over.
De moeder wachtte, in angstig zwijgen, voorvoelend wat er komen ging.
Dan zei Til, en weer was er die halsstarrige trek om haar mond:
„Ik ga na de zomer-vacantie niet naar het conservatorium terug.”
Ze had het verwacht, de moeder, maar nu het beslissend woord gesproken was, viel ’t harder nog dan ze gedacht had en in haar kwam een wrevel, om het kind dat niet doorzetten kon en zó gauw opgaf.
Haar toon klonk harder, dan ze gewild had, toen ze zei:
„Ik had gehoopt, dat je sterker was en door zou zetten. Ik heb je vaak genoeg verteld wat ik zelf heb uitgestaan in m’n studie-tijd en hoe ik heb moeten vechten om tot het einde toe door te zetten. Maar dat was in een tijd waarin kinderen nog iets voor hun ouders deden. Ik hoop, dat je over je besluit nog eens na zult denken, Til.”
De moeder stond op en ging weg, omdat ze voelde, dat ze of Til’s bleke kopje in haar armen zou nemen en haar zeggen, dat ze dan maar op zou houden met de studie, of nog hardere dingen zou zeggen, dingen, die ze niet zo meende, maar die ze dacht, dat Til tot inkeer zouden brengen.