19
haar enig kind, dat ze zo graag alle moeilijkheden bespaard had. Ze wist haast de weg niet te vinden in dit moeilijk geval.Moest ze hard tegenoverTil’sklachten staan? Sterk blijven, niet toegeven? Hoe vaak voelde ze niet dat Til van haar vervreemdde, ze de dingen niet meer met haar besprak als anders. Zou ze haar niet nog meer van zich vervreemden als ze deed alsof
ze haar klachten niet au serieux nam? En toch.....
mocht ze maar direct toegeven nu Til een vak, dat ze zelf had gekozen zo gauw weer wilde opgeven. Zo gauw? Ze keek naar het bleek vertrokken gelaat, naar de nerveus trekkende halsstarrige mond, de wat ingezonken schouders en ’t was of ze nu pas zag, wat al die weifeling, die strijd, haar kind gedaan hadden.
En ze dacht terug aan de jaren van haar eigen zangstudie, hoe klein ze zich altijd had gevoeld, hoe weinig zelfvertrouwen ze had. Was niet iedere keer, waarop ze naar haar zang-lerares ging een zware gang geweest waaraan uren van strijd vooraf waren gegaan?
Wat was er overgebleven van haar ideaal om con-cert-zangeres te worden? De kwaliteiten ervoor waren aanwezig, maar was ’t niet haar onzinnige angst, haar kleinmoedigheid geweest, die gemaakt hadden, dat ze zich bepaald had tot het geven van lessen en ze zich bijna nooit in het publiek had laten horen? En nu vond ze diezelfde angst, diezelfde strijd terug in haar kind, haar Til, waarvan ze gehoopt had, dat ze zou bereiken wat zij niet gekund had.
„Moet ik haar opofferen aan mijn eigen eerzucht?” dacht de moeder.
Til, die ’t heen en weer lopen eindelijk gestaakt had, zette zich naast haar moeder neer.
„Ik ben nu vast besloten om niet te spelen,” zei ze en om haar mond was de eigenzinnige vastberaden trek, die de moeder kende van toen Til nog een heel klein kindje was en ze een pak ransel van haar vader