18
’t Is om gek te worden! Moeder zal natuurlijk zeggen: ga door met je piano-studie, als je je eindexamen conservatorium hebt kan ik je door mijn relaties aan lessen helpen. Daar moet ik dan nog heel dankbaar voor zijn, omdat er hopen afgestudeerden zijn, die helemaal geen kruiwagen hebben. Maar als ik nou niet kan! als iedere dag nieuwe ellende brengt! Uit het hoofd spelen kan ik bijna niet meer, telkens ben ik m’n geheugen kwijt. Moeder gelooft ’t niet en ze geloven het geen van allen, maar ik weet ’t, en ik voel ’t en ’s nachts doemen al die verschrikkingen van de dag weer op en dan kan ik niet in slaap komen.”
Til werd in haar sombere gedachten gestoord door haar moeder die binnen kwam.
„God, daar had je moeder weer, met die angstig opgetrokken wenkbrauwen. Kon je nou niet eens in je eigen kamer heen en weer wandelen, zonder dat er iemand met een benauwd gezicht naar boven kwam?”
„Kindje, wat loop je weer te ijsberen. Wat is er nu weer?”
Til’s moeder, een vrouw van even vijftig, met zilverwitte haren en donkere, weemoedige ogen, zette zich neer op de divan, trachtte haar dochter naar zich toe te trekken.
Maar Til, de lippen vast opeengeklemd, trok zich terug, hervatte het nerveuse heen en weer lopen.
„Lukt het weer niet vandaag?” vroeg haar moeder zacht.
„Neen,” klonk het kort en Til’s ogen schoten vuur. „Vandaag niet en morgen niet en nooit! Nooit!”
De moeder zuchtte. Er was in haar leven zoveel verdriet geweest, zoveel verstoorde illusie. Haar tedere, overgevoelige natuur was geknauwd en bijna was ze ten gronde gegaan aan al wat ’t leven haar aan teleurstellingen had gebracht. Nu dat weer, met Til,