109
familie met wie je gereisd hebt? Hartelijk dank voor al uw goede zorgen. Komt u haar nog eens bezoeken tijdens uw verlof? Mijn huis staat te allen tijde voor u open.”
Druk doend, haastig, trok ze Toet mee naar de douaneloods om de bagage te laten nazien.
Dan waren ze in een taxi naar het vriendelijke benedenhuis gereden, dat tante Lena bewoonde.
„En dit zijn nu jouw kamers,” had tante gezegd. „Ik had eerst gedacht je een zit-slaapkamer te geven, maar ’t leek me toch gezelliger toe je een aparte zitkamer te geven. Ik ben veel uit en dan zit jij met je vriendinnen toch knusser in je eigen appartementen.”
Ze wees Toet de gezellige, rollende serveer-boy — cadeautje van Toet’s vader — de bloemen van haarzelf ter verwelkoming van het nichtje.
„Lieve kamers, niet waar, kind? Ik hoop, dat ze naar je zin zijn.”
Toet had een paar woorden van dank gepreveld en tante had gevonden, dat ze een stug, onvriendelijk meisje was, waar ze vreesde niet zo gemakkelijk mee te kunnen ópschieten als ze gehoopt had.
Dit alles ging voor de zoveelste maal, als in een film voorbij Toet’s geestesoog, toen ze die middag in haar stoel aan de kant van het zwembad lag.
Zes jaren waren voorbij gegaan, jaren, waarin Toet gewerkt had als een koelie, om haar Engels middelbaar A te halen.
In de gezellige zitkamer waren géén vriendinnen gekomen en de serveer-boy was ongebruikt gebleven.
„’t Is een werkezel, die dochter van jou,” had tante haar broer geschreven. „Ze schijnt zich gelukkig te voelen met haar studie en niets of niemand nodig te hebben.”
Tante, om haar broer, die zo ver af was, niet te hinderen, schreef niet, dat ze Toet een onmogelijk wicht vond, stug en hatelijk.