82
Maar het meeste succes hadden toch Friedel Fischer en Kees Vernout.
En toen Friedel, als toegift, het schelmsche Tiroler liedje ten beste gaf: Darf' i’, darf' i' Dirndl' lieben? dat zoo bijzonder guitig van voordracht was, toen scheen er aan het applaus geen einde te komen en moest ze het tot drie keer toe overzingen.
„U is niet zoo gul met toegiftjes," verweet Chita Kees Vernout.
„Maar Chita!” berispte Titia haar. ,,'t Is toch al mooi genoeg, dat onze Troubadour geheel belangeloos optreedt.”
Maar Kees Vernout zei, dat hij, als hij voor den laatsten keer zou zingen, zeker niet na zou laten een toegift te geven.
Toen hij dan ook dien avond zijn laatste levensliedje ten beste gaf — 't was een sentimenteel Ita-liaansch liedje en het publiek vroeg steeds om meer, toen trad hij wat naar voren, en zijn bleek, sprekend gelaat naar het publiek gekeerd zei hij:
„Ik zal dan als afscheidsgroet, het liedje geven, dat onze onvergetelijke levenszanger Jean Louis Pissuisse, zoo vaak voor u heeft gezongen: „Pour les Pauvres”.
Snerpend, bijna als een aanklacht, slingerde hij het „Pour les Pauvres” door de zaal en zijn oogen gingen naar Chita, naar Tom, naar Henk, naar allen, waarvan hij wist, dat ze zich in schijn opwierpen „Pour les Pauvres”, maar zich dien avond zouden amu-seeren en flirten en dansen en champagne drinken