93
erg mezelf terug en op handwerkles, u weet wel, er mag altijd voorgelezen worden, zeiden ze het allemaal en juffrouw Bolkes, die meegeluisterd had zei: „net zoo’n nest als jij, Corry’tje!”
Is ’t je ook niet opgevallen, mamsie? ’t Is het keetigste boek wat ik ken en ik wou, dat ik de schrijfster kende. Toe, schrijf eens aan den uitgever wie ’t is, of zou die pierik dat niet zeggen? Ze zouden ’t finaal eenig vinden om haar allemaal een brief te schrijven. Of vind-je ’t aanstellerig?”
Hoe straalden Maatje’s oogen, toen ze dit las. Was er wel één kritiek, die haar zóó blij had gemaakt? En hoe goed voelde het kind ’t! Want had bij het schrijven ervan Corry haar niet steeds voor den geest gestaan, Corry, met al haar lieve en ook minder lieve eigenschappen.
En er was ook geen kritiek geweest, die haar zóó had aangespoord tot meer schrijven.
„Het kind weet niet, hoe ze me hiermee geholpen heeft,” dacht Maatje dankbaar.
Want het schrijven hielp haar over veel teleurstelling heen en het verrijkte haar leven.
VIJFDE HOOFDSTUK.
Toen Mary en de jongens op dien Zondagmorgen, waarop ze naar Versailles zouden gaan, Corry kwamen halen, holde deze ze al door de cour tege-