88
je eens voor, dat ik jou meer vrijheid gaf! Je zoudt denk ik iederen avond ergens anders heen trekken. Neen, meisjelief, blijf jij maar rustig onder mijn vleugels, je bent nog veel te jong om alleen door dat groote Parijs rond te fladderen.”
„Maar er is hier zoo ontzaggelijk veel moois te zien, waar ik nu heelemaal niet van kan profi-teeren. Heusch, p’tite mère, we gaan veel te weinig uit.”
„Wacht je tijd maar af! Je bent nu hier om te werken en je kunt tevreden zijn, dat je tante je hierheen liet gaan. Hoeveel Hollandsche meisjes mogen dat?”
„Tante!” zei verontwaardigd Corry, „als ’t van haar had af gehangen, zat ik nog in Holland! Er kwam een brief van Maatje uit Indië en die hakte den knoop door. Maatje is een schat en ik wou, dat ze niet in Indië was, maar hier, bij me. Wat zouden we samen genieten! ’t Is dood-jammer, dat ze daar in de rimboe zit. Kassian Maatje!” Als Corry over haar thuis in Indië begon, was ze meestal voor een poosje stil en terneergeslagen. Zoo ook nu. Ze tuurde voor zich heen en was met haar gedachten in de aardige voorgalerij van de administrateurswoning, waar Maatje, in een zijden kimono in haar schommelstoel wipte en vader, grijs en moe, luisterde naar haar jonge, vroolijke stem, die twetterde als een leeuwerik.
Ze was Corry’s stiefmoeder, scheelde ’n jaar of zestien in leeftijd met haar en zag er zóó jong uit, dat iedereen ze voor zusters versleet.
Corry’s moeder was jong gestorven, het meisje was toen vier jaar en herinnerde zich nog vaag