7
Als jongste van het drietal, Lodewijk was acht, Walter drie jaar ouder dan zij, werd zij door de twee broers vertroeteld en verwend en moesten de ouders zich geweld aandoen, om de schaal in evenwicht te houden.
Tot haar zestiende jaar was haar leven een aaneenschakeling van blije dagen geweest.
De familie Martens was gefortuneerd en bewoonde de mooie villa „de Brem,” waarin reeds de ouders van meneer gewoond hadden.
Toch leefden ze zeer eenvoudig, en had meneer niet voor zijn zaak in de stad een auto noodig gehad, dan zou hij deze, als te groote luxe, van de lijst geschrapt hebben.
Maar de verbinding met de stad was nog niet al te best en het was daardoor, dat de mooie auto aangeschaft werd, de auto, die hun ongeluk zou worden.
Meneer Martens chauffeerde zelf en men kon zich geen voorzichtiger chauffeur denken. Lodewijk en Walter moesten het ook leeren, om hun vader zoo noodig, te kunnen vervangen.
Lodewijk, die in de zaak van zijn vader was — een bloeiende im- en export-handel, ging iederen morgen mee naar de stad en toen Walter zijn eindexamen gymnasium achter den rug had en student in de medicijnen werd, ging ook deze mee in de ruime auto, waar plaats voor zes was.
En zooals nu Mary hen iederen morgen stond na te wuiven, stond toen de slanke, nog jeugdig uitziende moeder aan het tuinhek en wuifde hen na.
Vaak gebeurde het, bij hun terugkomst ’s middags, dat ze een eind op den weg moeder en doch