76
geschopt had.”
„E,” lachte hij, z’n donkere oogen in één guitige flikkering, „Signorina Corrie in een booze bui! niet mogelijk! Ik heb u nog nooit boos gezien, ik zou wel eens willen zien, hoe u er dan uitzag!” „Nou, pas maar op! dan ben ik lang niet pour la poes!”
Hij begreep er niets van, maar hij nam aan, dat het niets ergs was en lachte haar toe:
„Ik ga aan m’n werk,” zei ze, toen het kwartier pauze om was. „Ik heb reuze zin, ’n pracht model, die Rus, hè?”
„Ja, een mooi lichaam. Heeft u hem al hooren zingen? Daar valt arme Nino heelemaal bij in het niet. U moet hem maar eens vragen of hij iets voor u zingt, dan vallen die twee aardige Russinnetjes, die daar ginds zitten in. Subliem is dat! Zoo somber is hun zang, maar mooi!”
„Ik vraag ze vast om voor me te kweelen. Maar schiet nou op, Nino, ik ga werken.”
Corry was al lang weer ijverig bezig, toen Nino langzaam en lui naar z’n plaats slenterde. Hij keek nog eens naar haar om.
„Vlijtig is ze, het Hollandsche meisje,” dacht hij, „en zonnig is ze!”
Kind van het Zuiden, trok hem die zonnigheid van haar machtig aan.
Corry, verdiept in haar werk, had niet gezien, hoe, juist vóór de tweede pauze, Mary en haar broers waren binnengekomen.
Brulot was hen tegemoet gegaan en leidde hen rond door het ruime atelier.
’t Was voor hun iets heel bizonders, ze kenden