74
hoofd en zei, dat ze enchantée was, dat made-moiselle een morgenwandeling met haar zou maken.
Met ontelbare lieve woordjes werd het drietal uitgeleide gedaan en er was één roep over de lieftalligheid van la belle Hollandaise.
VIERDE HOOFDSTUK.
In de croquis-klasse van la grande Chaumière, een van de grootste teeken-academies van Parijs, was Corry van den Bergh ijverig bezig model te teekenen.
Het werk vlotte dien middag bizonder en het model, een jonge Rus, stond als uit steen gehouwen.
In de pauze van het model, kwam plotseling maitre Brulot naar Corry toe en vertelde haar, dat hij dien middag een landgenoote van haar verzocht had te komen en hij op haar medewerking rekende om het meisje wat op te fleuren.
„U maakt haar maar net zoo vroolijk als u zelf is.”
„Een moeilijke opdracht,” vond deze. „Je bent het, of je bent het niet.”
„Onzin,” weerde hij af, „het meisje is van nature vroolijk, het groote leed heeft haar zoo gemaakt. Doe uw best maar, mademoiselle Wandèn-berk.”
„’t Is gezellig!” mopperde Corry tegen Joyce, het aardige, Engelsche meisje, dat in hetzelfde