73
beijverde zich om „la belle Hollandaise” op haar jour of diner te krijgen.
Mary, over haar eerste groote verlegenheid heen, was werkelijk allerliefst en ze probeerde het ieder naar den zin te maken.
Lodewijk en Walter, in één groote verbazing over den onverwachten ommekeer, bogen gevleid en toestemmend, toen de invitaties zich ook over hen uitstrekte.
En Loulou, eensklaps van een overstelpende liefelijkheid voor Mary, de arm om haar heen, als een schattig zustertje, bood zich lachend en vol lieve woordjes als dame de compagnie aan en maakte afspraken voor de volgende dagen.
„Maar u neemt haar niet mee, als u op la Chaumière komt,” zei maïtre Brulot, toen hij even later afscheid van Mary nam. „Uw landgenootje zal het veel aardiger vinden, als u alleen met uw broers komt.”
„En ik ook,” lachte Mary. „Ik reserveer morgenmiddag voor ons alleen.”
„Afgesproken,” met een hartelijken groet nam hij afscheid van haar.
„A demain!” wuifde hij haar nog toe.
„Wat gebeurt er morgen?” vroeg nieuwsgierig Loulou.
„Als het u niet dérangeert, zou ik dan gaarne ’s morgens met u naar het Bois gaan,” zei Mary, „den middag wensch ik liever voor mij te houden.”
„Poeh!” dacht Loulou, „dat is weer de Holland-sche gereserveerdheid! Als een koud bad werkt dat!”
Maar ze neeg allerliefst het coquette jongens