71
ten jabots.”
„’t Zou u uitstekend staan,” vond Mary. „Ik kan me u heelemaal denken in die kleederdracht.” „Ik zou me er zeker ook in thuis voelen. Ah! wat een gratie, wat een nobele zwier was er in den tijd van de kuitbroek en het gebloemde vest. Kijk nu eens,” hij wees naar de aangrenzende kamer waar een heer buigend een dame ten dans vroeg. „Die stijve, haast houterige buiging!”
Hij stond op en een hoofsche buiging voor Mary makend, met het gebaar of een kanten manchet den grond raakte, was hij zoozeer de cavalier van dien hoofschen ridderlijken tijd, dat monsieur Tour-nelle, die langs hen liep, hem lachend toeriep: „Tiens, Brulot, ben je van plan een menuet te gaan dansen?”
„Ja,” schertste hij terug, „mademoiselle en ik gaan de mooie, oude dansen in eere herstellen.” „Volgende dans: de menuet!” galmde de gastheer, „uitgevoerd door mademoiselle Martèns en maïtre Brulot.”
„O hemel, neen!” schrok Mary, „ik ken niets van de menuet.”
„Ik ook niet, dat is juist het aardigste. We fan-taseeren een menuet, die eenigszins op de oude lijkt, maar waar we wat moderne danspassen door-vlechten en noemen die: Menuet 1928. Tien tegen een, dat heel Parijs van den winter onze menuet danst. U maakt maar révérences en trippelt als een amoureus koerduifje om me heen, dan zorg ik wel voor de rest.”
„Ik vind het bepaald griezelig,” zei Mary, die toch schik in het geval begon te krijgen.