70
„O, neen, al m’n vriendinnen dansen ze, maar ... ik had de laatste jaren geen animo, ik leerde ze dus niet.”
„O, ik begrijp het.”
Hij had spijt, dat hij ’t haar gevraagd had.
„M’n jongste broer danst ze wel. Hij is student en natuurlijk doet hij dan aan alle feesten mee.” Juist dansten Walter en Loulou hen voorbij.
„O, la, la! Josephine Baker!” spotte hij, toen hij zag, hoe het lenige lichaam van Loulou zich in alle mogelijk bochten wrong.
Mary keek er naar en lachte wat spottend.
„Zoo dansen ze bij u niet?” vroeg hij.
„Toch wel, maar ’t is dan even onaesthetisch!” „’t Zal wel weer overwaaien,” troostte hij. „We gaan weer terug naar de mooie, oude dansen, de menuet, de gavotte, de pavane. Sierlijke, gratieuse dansen.”
„Maar zullen ze dan net zoo mooi zijn als vroeger, wanneer we ze dansen met onze korte haren en rokken?”
„Neen, dat zeker niet. Maar ook dat zal niet blijven. We krijgen weer de sleep-japonnen en de énorm gekapte hoofden, u zult het zien.”
„Ik hoop van harte, dat uw profetie niet uit komt,” lachte Mary. „Ik vind ’t zoo heerlijk gemakkelijk, als ’t nu is. Maar, als er dan toch een groote verandering komt, dan hoop ik, dat die zich ook uitstrekt tot de heerenkleeding, die ik, zooals ze nu is, werkelijk monsterlijk vind.” „Ah!” zei hij levendig, „wat een sympathie! Dit is ook mijn absolute meening. Ik ben vóór de zijden kuitbroek, de gebloemde vesten en de kan