69
„Och,” zei hij langzaam, „ze leeft ook vlot, ze neemt de dingen niet zwaar.”
„Maar ze werkt tenminste!”
„Ja dat is zoo, ze werkt zelfs heel hard. Maar in haar vrijen tijd is ze van harte vroolijk en geniet van het leven zoo veel als ze kan.”
„Hoe heet ze?” vroeg Mary geïnteresseerd. „Wacht eens even,” lachte hij, „namen onthouden is niet bepaald mijn fort. Mademoiselle ... e ... Wan... Wan, ah ja, Wandènberk.”
Mary dacht even na over dien wonderlijken naam, maar dan lachte ze begrijpend. Het meisje heette natuurlijk van den Berg.
„Weet u ook uit welke plaats ze komt?”
„Haar ouders wonen in Indië, dat weet ik wel, maar het zijn beide Hollanders. Mademoiselle Wandènberk heeft in Holland haar opvoeding genoten, ik geloof bij een tante in Amstèrdam. Enfin, u moet morgen maar kennis met haar maken, ze is werkelijk charmant.
„Ah,” onderbrak hij het gesprek, „men gaat dansen.”
Een van de dames had zich in den aangrenzenden salon aan den vleugel gezet en speelde een van die nieuwe charlestons, die eigenlijk een wirwar van klanken zijn.
„Ziet u er niet tegen op met een al grijzenden man te dansen?” vroeg hij, terwijl hij opstond en voor haar boog.
„Ik dans de moderne dansen niet,” zei Mary wat stroef.
„Klein antiek meisje,” plaagde hij, „worden de meisjes bij u zóó puriteinsch opgevoed?”