65
ze naar de deur keek.
Mary, op haar uitroep, wendde zich om, en verrast, een blik van verstandhouding wisselend met de jongens, zag ze, dat de binnentredende gast, die ontvangen werd met verwijten over zijn late komst, de schilder was, dien ze voor „la Paix” hadden zien zitten.
„Monsieur Alfred Brulot, onze groote schilder,” zei madame Tournelle, toen ze de jongelui voor-stelde aan den cher maïtre.
Zijn scherpe blik bleef even rusten op de drie Hollanders.
Dan, met een stevigen handdruk, zei hij, hoe enchanté hij was over hun mooie land en hoe aangenaam het hem was met drie zulke waardige vertegenwoordigers van dit pitoreske land, kennis te mogen maken.
Het drietal, nog niet gewend aan een zoo enthousiaste wijze van kennismaken, neeg zwijgend.
„Madame est servi,” kondigde de deftige huisknecht aan en in optocht ging het naar de aangrenzende eetzaal.
Madame Tournelle nam Lodewijk’s arm, Loulou met het eeuwige schalksche lachje, bemeesterde Walter, de cher maitre bood hoffelijk Mary den arm.
Walter, schuin over Mary gezeten, lachte haar eens bemoedigend toe.
„Die zit in de piepzak,” dacht hij.
Maar hij werd direct in beslag genomen door Loulou, die hem met honderd vragen bestormde over zijn land.
En precies hetzelfde deden madame Tournelle
In het Gareel. 5