59
nu het regiment mannequins voorbij, omhangen met avond-capes, of gedrapeerd in de meest exotische shawls.
„Neen, neen,” fluisterde Mary heftig, bang als ze was, dat Lodewijk nog meer geld zou uitgeven.
Een écru-zijden shawl met lange franjes, die op één schouder een groote rood-geborduurde klaproos had, scheen als te behooren bij het uitgekozen toilet en de chef, in gloedvolle bewoordingen, bracht Lodewijk aan het verstand, dat het een halve misdaad zou zijn als hij z’n p’tite soeur deze shawl niet zou schenken.
En vóór ze ’t zelf wisten, was de mooie, Spaan-sche doek al weggegoocheld, als behoorende bij de robe van mademoiselle.
„Ga je nu alsjeblieft mee!” Mary trok hem bij z’n mouw, met, zooals Walter naderhand vertelde, een klank in haar stem of ze in een roovershol terecht waren gekomen.
En toen ze, om te bekomen van dezen onge-wonen morgen, hun kopje koffie gingen drinken op een terras aan den grooten boulevard, zei Mary vastbesloten:
„We koopen niets meer in Parijs, ze zouden ons ruïneeren!”
Maar Lodewijk lachte en herinnerde haar aan den beloofden tailleur, die ze den dag daarop zouden koopen.
„Je gaat nu maar vanmiddag oefeningen voor den spiegel maken, om je shawl met evenveel zwier te dragen als die mannequin het deed,” lachte Walter. „Ik zie je anders nog je entrée maken met de shawl als een sleep achter je aan,