56
delijk. „Ik heb het je vooruit gezegd, maak het me niet al te moeilijk.”
„’t Zal misschien erg meevallen,” troostte Walter. „Vooruit, zeg maar meteen wanneer we er heen moeten.”
„Ik zal hem even opbellen.”
Daar kwam na eenige oogenblikken Lodewijk al terug, met de voor Mary minder prettige tijding, dat ze er den volgenden dag te dineeren waren gevraagd.
Haar gezichtje betrok.
„Morgen al?” vroeg ze.
„Of ze naar het schavot moet,” schaterde Walter. „Cheer up, malle merel, je zult eens zien, hoe ’t meevalt.”
„Weet je wat we nu vanmorgen gaan doen?” vroeg Lodewijk. „We gaan een piekfijn toiletje voor de merel uitzoeken, dan kan ze morgen geuren met de pracht.”
Mary moest geen echt meisje zijn, als dit vooruitzicht haar niet prettiger stemde.
„Ik ben van plan in de bus te blazen,” zei Lodewijk, die anders niet zulke roekelooze bevliegingen had, maar die nu eens echt met het knappe zusje wilde geuren.
Ze gingen dien morgen naar één van die mooie fransche modehuizen, die er uit zien als een paleis en waar het is, of men bij een vorst op bezoek komt.
Mary voelde zich heelemaal niet op haar gemak, ’t Was of de patroon van het huis, die er uitzag, of hij op het punt stond om naar een groot feest te gaan, en alle mannequins, die in de meest