51
gebood Walter, „ik snak er alweer naar, dat drukke gewoel van Parijs te zien.”
Mary steeg in de lift omhoog naar de tweede étage, waar ze hun kamers hadden.
Toen ze uit de lift stapte, keek ze even onrustig om zich heen, moest ze naar links of naar rechts, ze wist het in haar agitatie niet.
Wacht eens even, zóó waren ze uit de lift gekomen, rechts stond die rood fluweelen canapé met de frissche planten en ze waren er langs gegaan toen ze naar hun kamers gingen.
Dus toog ze den langen corridor door, tot ze aan de twee treedjes kwam, die ze af moest, want daar vlak bij waren hun kamers.
O, hemel! het nummer!
Ze keek hulpeloos rond. Was het 115, 117, of 119? Ze wist het niet meer. Ze weifelde tusschen die drie nummers. Op 115 hoorde ze praten. Daar was het dus zeker niet.
Afschuwelijk! Op 117 meende ze iets te hooren en 119 leek ook al bewoond.
Hulpeloos stond ze rond te kijken. Aan het einde van den corridor stonden een kamermeisje en een huisknecht te praten.
Zou ze ’t die vragen? Neen, dat stond al te gek.
Juist hoorde ze de lift aankomen en gauw drukte ze op het belletje om zich weer naar beneden te laten brengen.
In de hall liepen de jongens al ongeduldig heen en weer.
„Ik ben het nummer van onze kamers vergeten,” zei ze met een half verlegen lachje.
De jongens schaterden het uit.
4 *