41
tijds-kwestie! Merel, merel, je spreekt jezelf tegen.” „Waar zitten we morgen om dezen tijd?” vroeg Mary.
„Tien uur? Ik denk, dat we dan kennis gaan maken met den grooten boulevard en we vóór la Paix ons kopje thee drinken. We zullen te moe van de reis zijn om naar een theater te gaan,” zei Lodewijk.
„Heb je een programma opgemaakt, dat je al zoo precies weet wat we den eersten avond zullen doen?” vroeg Walter.
„Zooiets van „hoe ziet men in acht dagen Parijs?” Neen, ik heb hier en daar m’n licht eens opgestoken en put ook nog uit wat vader en moeder me ervan vertelden. Je zult eens zien, hoe’n betrouwbare gids ik ben.”
„We verwachten ook niet anders van je. En mocht je onze verwachtingen teleur stellen, dan neem ik de leiding.”
„Dan ga ik als een haas naar huis terug,” lachte Mary, „ik ben er zeker van, dat jij ons overal zoudt brengen, waar we niet moeten zijn.”
„In duistere nachtholen, waar apachen met fonkelende oogen je geld of je leven eischen,” lachte Walter.
„Geef mij nog een kopje thee, merel en dan gaan we, hoe gezellig ’t hier ook is, naar kooi,” zei Lodewijk.
„Saai!” vond z’n broer, „ik kan zoo vroeg niet slapen.”
„Dat zeg je altijd, maar als je vijf minuten in bed ligt, kan ik niet in slaap komen door jouw vervaarlijk gesnork.”