36
zachtjes toefluisteren: „provence!”
„Hoe vind-je ’r?” lachte Lo vermaakt. „Ze begint het te pakken te krijgen. Maar, hoor eens, kind, ik vind ’t heel best, dat je een paar aardige jurken in huis maakt, doch ik laat me de pret niet ontnemen een mooie avondjurk en een tiptop tailor made in stad met je te gaan koopen.” Mary straalde.
„Neen, zeg! Stel je voor! ’t Is gewoon een sprookje! Ik heb nog nooit iets uit de stad gehad, tenminste geen mooie dingen, wel eens ’n leuke schooljurk of zoo.”
„Dank den hemel, zuster, dat je zoo weinig blasée bent,” zei op deftigen toon Walter. „Andere meisjes van jouw leeftijd vinden dat iets heel gewoons, draaien er hun hand niet voor om! Maar, zeg eens, nu we toch over die toilet-kwestie bezig zijn, doen we niet veel verstandiger alles in la ville lumière te koopen? Je krijgt dan de nieuwste snufjes.”
„Natuurlijk,” stemde Lodewijk in, „daar heb je groot gelijk aan. We gaan gezellig met het kind winkelen en ze krijgt alles wat ze noodig heeft, om er in de puntjes uit te zien.”
„Hoe zit ’t met jullie spullen?” vroeg Mary. „Ik kijk natuurlijk al het goed na, maar heb jullie niets nieuws noodig?”
„We nemen onze smokings mee,” bepaalde Lodewijk, „een licht pak aan en een donker in den koffer, voila tout!”
„Hê-je ’t in de gaten,” lachte Walter. „Hij is nu al op weg z’n Hollandsch te verleeren.” „Daar zeg je zoo wat,” zei Mary een beetje