32
schillende oneerlijkheden heeft gepleegd.” „Vreeselijk,” zei langzaam Mary. „En waarom zou hij het gedaan hebben? Hij heeft toch een goed salaris en kan er best van komen met z’n gezin.”
„Dat heb ik me ook afgevraagd, toen ik het ontdekte,” zei haar broer. „Nu weet ik de oorzaak. Vandaag is de bom losgebarsten. Ik kan jullie niet zeggen, hoe ik er tegen op heb gezien, maar ik moest ingrijpen. Vanmiddag heb ik hem bij me laten komen. Dat tooneel zal ik niet licht vergeten.”
Lodewijk wachtte even, het was hem haast teveel om door te gaan.
„Stel je ook voor,” hernam hij, „iemand die twintig jaar in je zaak is, waar je denkt huizen op te kunnen bouwen.”
„Ontzettend,” zei langzaam Walter.
„Hij heeft gespeculeerd,” vertelde Lodewijk verder. „Door een vriend zich laten verleiden om wat geld te wagen. Het gewone verloop. Eerst wat winnen en dan verliezen. Telkens weer probeeren, in de hoop het nog te kunnen redden, dan er niet meer uit kunnen komen en zich vergrijpen aan het geld, dat hem toevertrouwd is.”
„Die arme vrouw,” zei Mary zacht, „en z’n kinderen, die nog zoo jong zijn!”
„Daar dacht ik ook aan, en vooral daarom was het zoo vreeselijk voor me hem erover te spreken. Toen ik het zei, werd hij lijkbleek en er kwam iets zóó wanhopigs en stars in z’n gezicht dat het me angstig maakte. Ik kreeg het absolute gevoel, dat de man een wanhoopsdaad zou doen als hij