MIES DEMMING. 65
wat dokter gezegd heeft?” vroeg Verstraeten, aanstalten makend om weg te gaan.
„U is al te vriendelijk,” zei mevrouw. „Maar wil Frans u niet even o'pbellen, dan hoeft u je niet te dérangeeren.”
„Geen kwestie van. Ik vind ’t wat prettig om er eens even uit te loopen en eenige oogenblik-ken in den huiselijken kring door te brengen. Als eenzaam vrijgezel kun je daar wel eens naar snakken.”
„Komt u zoo vaak als u er lust in heeft,” zei mevrouw hartelijk. „U is ons steeds van harte welkom.”
„Nu, u zult me, als uw man moet rusten, vaak genoeg zien verschijnen, misschien meer dan u lief is.”
„Waagt u ’t er maar op,” lachte Mies.
Al heel gauw na het vertrek van Verstraeten was de huisdokter verschenen, die een lang en nauwkeurig onderzoek instelde.
„Ben ik opgeschreven?” vroeg mijnheer Demming kwasi- luchthartig.
„Geen kwestie van. U kunt nog jaren mee. Maar... en hierop wil ik u héél ernstig wijzen, U zult een heel anderen leefregel moeten volgen.” „M’n hart?” vroeg de patiënt kort.
„Uw hart is in de beste condities. En van alle organen kan ik hetzelfde zeggen. Maar u is overwerkt en uw zenuwgestel is niet in orde. En hier helpt alleen rust en opgewektheid. U m o e t eenige weken blijven liggen, moet krachtig, doch niet overdadig gevoed worden, en... moogt absoluut niet rooken.”
„Niet rooken! Dat houd ik niet uit. Een pijpje af en toe kan toch geen kwaad. Mijn vader is 83 geworden en die rookte tot het laatst toe iederen dag acht sigaren.”
„Ik ken nog wel sterker voorbeelden,” lachte dokter. „Maar alle gevallen zijn niet dezelfde
Mies Demming. 5