91
eens poolshoogte nemen, of ze hier niet wat kan liggen," zei Norine en ze ging naar den restaurateur, dien ze goed kende, waarop hun direct een gezellige kamer werd afgestaan, waarin twee gemakkelijke stoelen, die „de oudjes" noodden tot een middagdutje.
Mevrouw drong er dezen keer niet op aan, dat haar man mee zou gaan, want tijdens de lunch, waarbij Fred stil en teruggetrokken was geweest, hadden zij en haar man elkaar van die stille telegrafische boodschappen gegeven, die tot gevolg hadden, dat Norine en Fred er zonder hen uittrokken.
En zoo liepen die beiden op dien zonnigen najaarsdag stil naast elkaar voort, Norine met dien half verlegen, half spottenden blik in de oogen, dien Fred zoo goed van haar kende, hij, met stuursch nerveus trekkend gelaat, niet wetend, hoe hij beginnen moest over dat, waarvoor hij min of meer zijn heele reis op touw had gezet.
Eigenlijk was hij sinds eenigen tijd uit z'n evenwicht en hij hoopte, door volkomen met Norine uit te spreken zichzelf te hervinden.
Ze maakte het hem echter niet gemakkelijk. Hoe zwijgend liep ze daar nu weer naast hem, met dien spottenden blik om haar mond, terwijl een aanmoedigend, hartelijk woordje van haar den stroom had kunnen doen losbreken.
Hoe anders was dit in vorige jaren geweest, toen Norine als per instinct gevoeld had, dat hij haar noodig had. Want dat was het eigenaardige, hij, de