90
gelegenheid tot vertrouwelijke mededeelingen te verschaffen. Maar hiervoor moeten we eerst met goed fatsoen weer in ons restaurant terug zijn en een stevige lunch achter den rug hebben. Allez, gidsen, vóór ons uit! Norinchen, ik rammel! Jullie Zwit-sersche lucht maakt me tot een veelvraat!"
„En u was juist zoo mooi op weg uw overtollig vet weg te wandelen," lachte Norine. „Heeft u een stevige lunch besteld?"
„Ik vrees, in verhouding tot de vreemde gewaarwordingen in m’n maag, nog niet stevig genoeg. Vrouw, deel je mijn hongergevoelens?"
Maar zijn vrouw keek, al dalend, droomverloren naar het onvergelijkelijk schoon uitzicht en Norine, zich voegend aan haar zijde, schuldbewust, dat ze zoo lang met Fred had zitten praten, wees haar de verschillende bergen, de Eiger, Mönch en Jungfrau en vertelde zoo onderhoudend van al wat om dit groote middelpunt, de Kleine Scheidegg heen lag, dat het mevrouw van der Meerlen speet, dit alles te moeten onderbreken voor een zoo prozaïsch iets als een lunch.
Maar eenmaal gezeten, voelde ze toch, hoe het klimmen haar vermoeid had en 't was haar lang niet onwelkom toen meneer na de lunch voorstelde, dat „de oudjes" nu maar rustig ergens moesten gaan zitten, dan kon de jeugd weer gaan klauteren.
Norine moest lachen om de tegenstelling van hun beider jeugdig uitzien en dat „oudjes".
„Mevrouw ziet er een beetje vermoeid uit, ik ga