om een rol te vervullen in een comediestukje. „Ingesneeuwd” heette het.
Ik moest een groote tragédienne voorstellen, die met haar kamenier in een rijtuig naar de stad rijdt waar ze op moet treden en halverwege in de sneeuw blijft steken, om in vol ornaat aan te landen in een dorpsherberg, waar ze hèm ontmoet, waarmee ze ééns bijna in het huwelijk trad, maar waar ze door een misverstand van verwijderd werd.
Volgde een hevige liefdescène plus de verzoening.
Ik moest gouden schoentjes aan hebben en een prachtigen avondmantel.
Alsjeblieft! nogal geen appelepap!
Met 10 cent verguldsel werden oude schoentjes in gouden muiltjes herschapen.
Maar de avondmantel...
In Wijk aan Zee is zoo'n artikel overbodige luxe.
Ik pende dus een kattebelletje naar m'n zuster, die veel concerteerde en die dingen in soorten bezat.
Per keerende post kwam er een droom van chiffon en kant! Niet bepaald een mantel om hartje winter mee op reis te gaan.
Leiden in nood!
„Doe 'm maar aan,” ried mijn man.
Ja, er zat ook niet veel anders op.
Gelukkig had m'n zus er nog een robe bijgevoegd, eveneens een rêve, maar nu in zijde met pailletten.
Ik vergat nog te vertellen, dat ik in het stuk een amandel-broodje moest verschalken.
Er werd hevig gerepeteerd en eenige repetities waren bij ons aan huis.
„De man die me hiefhad” heette Arthur, ik was Marie.
De kinderen zaten bij die repetities met het meisje in de aangrenzende kamer zoet te spelen.
Wij galmden onze amoureuze scènes eenige keeren af.
47