Iemand uit de kille, iemand van de menu hen die zij kennen, heel goed kennen zelfs — wam heelt hij niet met ze gespeeld en ze verteld en ze voorgelezen? — die gaat over een paar weken naar Amerika. D'avixl Dennc-boom gaat naar Amerika en sedert moeder het lnin heeft verteld, is liet juist alsof ze er door alles aan herinnerd worden. Als je niet beter wist, zou je zeggen: de wind en de regen weten ervan, en de hoornen weten ervan, ze belluisteren het met elkaar en tegen hen zuchten ze het uit, dat die lieve, arme Daeitl Denne-boom naar Amerika gaat. Van elkander bemerken ze, zij en haar broertje, dat ze er voortdurend mee bezig zijn en op het kaft van haar rekenboek heeft ze, zonde; dat ze liet zelf wist, twee keer „Amerika” geschreven, Heel vreemd is het. . maar het woord „Amerika” is nu anders dan eerst, het is dikker, zooals het beeld „dikker” is dan een prent. Verleden jaar bij Jan Mol, die zoo mooi de zee op kaartjes kan teekenen, hebben ze voor twee griffels een spullekiekie gezien, het was geen fopperij, het was echt prachtig, iets om nooit te vergeten: in een ding van bruin hout zatte, twee kleine vierkante venstertjes, er was ook een soort steel of handvatsel aan, daar werd een prentje op gewnoun en keek je dan door die venstertjes, dan ivas dai prentje ineens echt. Niet alleen grooter. maar dikker, dut vooral, De huizen, de hoornen, de menst hui alsof je ze met je vingers zou kunnen voelen, maar dat kon toch niet. Ze konden er maar niet ecnc-eg naar kijken, zoo wonderlijk als het leek, en als ze nu aan „Amerika” denkt, dan is het juist of ze er door die venstertjes
81