schuitjes en scheepjes —, hooge en lage, rechte en scheeve, dat zijn de oude hompjes en kruintjes, die niemand anders graag eet en die moeder dan maar stilletjes uit de trommel zoekt en op haar eigen bordje neemt. Maar als moeder dan ook eens ziek is. . neen, dan moet je zien, zóóveel als de menschen brengen!
Verleden jaar, tusschen Pesach en Schwoe’s, toen is alles ineens voor Zadoks anders geworden; „tante” Roos is het komen vertellen, ze heeft er met moeder heel erg om gehuild, en zij hebben ook gehuild —, moeder zei dat het „van den weeromstuit” kwam, omdat ze Zadoks oudsten zoon toch niet hebben gekend. Hij is wel bijna zoo oud als vader. . hij was. . want dien dag is zijn moeder juist komen vertellen dat hij door een zwaren wagen overreden is. De schoondochter heette Leen.. ze heet trouwens nog zoo, want die is niet dood. . ze is vrceselijk dik, daarom heeft ze een bijnaam, die niet fatsoenlijk is en dien ze dus van moeder niet mogen zeggen, maar op ’t Joodsche school vinden ze allemaal: spellen is geen zeggen.. „paarde ’ is een heel behoorlijk wroord, dan komt er een ,,b", dan een „i” en dan een „1”. Leen Paarde. ... „b. .” „i..” „1”.. omdat ze van achteren zoo dik is! Met haar kinderen, alle vier, is die toen bij Zadoks in huis gekomen en na dien tijd heeft Zadoks geen nieuwe jas meer aangehad en na dien tijd zijn ze bijna niet meer binnengeroepen in de avonden van de dagen dat Zadoks naar de stad was geweest.
Vroeger hield de oude Roos de sjoel, het gewrelokaal en de Joodsche school voor de kille schoon, daarvoor kreeg ze natuurlijk geld, maar nu moet ze Leen Paar-deb.. met de kinderen helpen en doet Zadoks dat weik voor haar. Hij stommelt en rammelt veel meer dan zijn vrouw met bezems en emmers en in het begin als ze ’s avonds naar school kwamen, schrokken ze wel eens wanneer ze in het gewre-lokaal hem bezig hoorden,
74