De wind zingt ook, maar de wind zingt niet zoo. Ze kijkt naar haar broertje, naar vader en moeder, die zitten allemaal over een boek en vader met de krant, ze hebben niets gehoord —, dan was er ook niets. Scherp luistert ze naar buiten, fluisterend schuifelt de wind langs de huizen, kruipt telkens even een snijding in, krijgt het er te benauwd en pakt zich weer weg. Snuivend, met een schuin oog, gluurt hij om den hoek van elk steegje en blaast dan eindelijk even uit —, hij is ook zoo wild, hij haast zich altijd zoo — dan klappert dc poort bij buurman Top weer dicht, telkens bijna in de klink, maar nooit heelemaal. Nu is het toch duidelijk, er wordt in de verte gezongen, dat is niet de wind. Ja, de anderen hebben het ditmaal ook gehoord. En ineens weet ze het, het golft warm door haar heen, de Ster komt er aan, de man met de Ster komt eraan. Wat is het toch heerlijk, de dingen te kunnen vergeten! Verleden jaar is de man met de Ster er ook geweest, hoorden ze hem ook uit de verte zingen en nu is zijn komen en zingen in de verte toch weer een verrassing.
Ze staan op de houten stoep —, vader alleen is binnen gebleven. De kale zwarte takken strijken langs de lichte lantaarn aan den overkant voor de smederij, het halfopen poortje van buurman Top piept zachtjes heen en weer op zijn scharnieren, als bedenkt het zich nog even welken kant uit, open of dicht, te slaan. Op het lichte gele gordijn bij Bol, schuin over, bewegen driftig, haastig de schaduwen van de menschen in de kamer. . gestommel en gegrom, zeker is Bol weer dronken..
Ver weg in donker en hoog is de lichte Ster; in het aanzweven dalend, — nu gaat dus de man het bruggetje af — komt zij nader. Nu is het weer precies als verleden jaar. . en ineens weet ze, toen was moeder pas ziek geweest, toen had vader net het nieuwe tafelzeil gekocht, ze ruikt het nog. Een jaar.. een jaar ging voorbij. .
55