KIEZEN OF DEELEN
Het heeft den heelen dag geregend, van den vroegen morgen af. Dadelijk bij het wakker worden heeft ze het gezien, gehoord, geroken. Aan het pruttelen en proesten van de dakgoot in de snijding — want haar bedstee is tegen den zijmuur aan — aan het weefsel van zilver-loovers over het venstertje gespannen, hoog in den grijzen plankenwand, aan den vochtigen reuk die door het kiertje drong. Zoo lang mogelijk heeft ze gedraald met opstaan, liggen ruiken en luisteren, de oogen halfdicht. Waarom praten ze in de leeslesjes op school altijd van den „eentonigen regen”? De regen is niet eentonig, altijd wel kan ze ernaar luisteren, zonder zich te vervelen. Want niet alleen fluit en zingt de regen zelf allerlei fijne wijsjes — bij het neergudsen in de sloot, bij het klukken uit de pijpen, bij het felle, puntige patsen tegen de groote ruiten in de klas, bij het klateren in de boomen, vooral als het daarbij dan nog waait. . maar ook uit alle andere dingen slaat de regen onbekende geluiden, en stommen dingen geeft hij stemmen. Maar met dezen regen was ze zóó blij, bij het wakker worden, dat het leek of er iets in haar zachtjes smolt. . na veertien dagen harde, grauwe vorst, die de wereld geurloos en kleurloos maakte, is hij gekomen! Stellig in den voornacht al, want bij het naar school gaan was alles alweer week en buigzaam geworden. En zóó zacht. . alsof van uit de verte de lente al héél zoetjes zit te blazen! En toch is het vandaag nog maar Drie-Koningen. Dat wil dan altijd zeggen: de kortste dag is tenminste voorbij. . maar dat is ook alles wat de dorre, koude, starre Januari tot zijn voordeel zou kunnen zeggen, dat hij aan eiken nieuwen dag één meer
53