je dichtgesloten voor zich zetten, de juffrouw kwam de tafels langs — ze is dik, ze heeft bruin haar, bruine oogen, een diep gootje tusschen haar neus en mond, haar vel is heelemaal niet droog, ze ruikt lekker! — en ze maakte de kistjes open en keek alles na wat er in zat. Wat keken de knappen trotsch, wat zaten ze rechtop, de deksels van hun kistjes konden ook bijna niet dicht, zooveel zat erin —, en zij had alleen een halve kous! Alles heeft de vorige juffrouw in de kachel gestopt —, totdat die kous eindelijk af is, mag ze voortaan niets anders doen dan breien. Toen de nieuwe juffrouw het deksel van haar kistje tilde en er niets voor den dag kwam dan die halve kous van geel katoen, erg groezelig óók, dat was wel benauwd, ze dorst zich niet verroeren, niet kijken, vast verwachtend dat de juffrouw. ... ja wat ze zou doen, dat kon ze niet eens denken. Toen had ze ineens een warme hand onder haar kin gevoeld, ze moest de juffrouw aankijken, en die keek haar aan, een heele poos, en toen liet ze de kous weer stilletjes in het kistje zakken en ze zei er niets van, ze zei alleen: „Jij bent zeker wel knapper in andere dingen. ...”
En sinds dien Donderdag van verleden week. . . . wat kan ze nu, wat mag ze nu, wat zal ze nu voor dat goede, lieve mensch toch wel doen? Zou er ooit mogelijkheid wezen, dat ze haar redt uit een brandend huis of een hollend paard tegenhoudt dat juist op haar toespringen wil. ... of net bijtijds komt om een sterken man te halen, die haar uit het water redt. ... of om met een rooden doek te zwaaien en een trein tot stilstand te brengen - bijna was ze eronder! — of om haar te verplegen in een akelige ziekte, pest of zwarte pokken, als niemand bij haar durft? Tot nu toe gebeurde er niets.... Ze heeft natuurlijk haar best in de klas gedaan, tot op schoonschrijven toe, ze is drie keer geprezen, maar dat weet de juffrouw niet en het is ook
47