dingen en het moest dus eigenlijk niet zijn, dat bij allebei dezelfde reuk behoort!
Bijna nooit komt de zon in de handwerk-klas, pas laat in den morgen wordt er de kachel aangelegd, daardoor is het er soms zoo koud, dat zelfs de knapsten en handigsten steken laten vallen en hun rolzoompjes niet fijntjes-hard kunnen krijgen. Bij haar lukt dat nooit. De bovenmeester noemt haar een onverbeterlijke sloddervos — ze weet niet meer hoe vaak wel, het gaat al jaren zoo door — maar de juffrouw zegt altijd, dat ze wel zou kunnen, als ze maar wou! Want elk meisje kan keurig gelijk leeren breien, niemand hoeft steken te laten vallen; voor wie oplet is fijne zoompjes rollen volstrekt niet moeilijk en er is geen enkele reden waarom op een merklap de hoofdletter I als een lange, slappe slungel boven de K en de H uitsteken zou, en waarom de twee bcenen van de A niet even lang zouden wezen. De meester zegt dat ze niet kan, de juffrouw zegt dat ze niet wil, en zij zelf heeft er zich niet vaak in verdiept, maar eens, de klas uit en de gang opgestuurd, heeft ze zich afgevraagd: waarom zou ik nu eigenlijk niet willen als ik kon? Is het hier soms zoo plezierig in de koude gang? En dan.... als iemand mooie opstellen kan maken — en dat kan zij, en ze doet altijd haar best, dat elk volgend nog beter dan het vorige zal worden! — dan gaat zoo iemand toch zeker niet met moedwil verkeerde woorden gebruiken en leelijke zinnen opschrijven? En als iemand mooi kan zingen, zingt hij dan soms met opzet valsch? Zoo denkende, heeft ze zich in de gang volstrekt niet verveeld en het was gauw twaalf uur. Soms krijgen ze als schrijfvoorbeeld „Willen is kunnen” — niet gemakkelijk, een u en twee n’s naast elkaar! — in de tweede klas schreven ze het op de lei, in de derde met potlood, in de vierde voor het eerst met inkt — alle meesters zeggen dat het beduidt: „als je je best maar doet. ...” Maar
45