waren ze met hun vieren, man en vrouw en zoon en dochter en voor elk was er een heele kip.
„O..”„Een heele kip was er voor elk. Zegt de vader: „toch zonde om de mooie kippen stuk te snijden., toch zonde om de mooie kippen te verhavenen. .!” zegt de Polk: „Hoeft ook niet. . Als jij mij laat deelen, zal ik eerlijk deelen, zal ik toch de mooie kippen niet verhavenen.”
Oom Zeelik houdt even op, zijn oogen zijn klein, hun oogen zijn groot., ze denken., moeder denkt ook. Vader alleen kent de grap.
„Moet jullie hooren, raden doe je ’t niet. Heeft de Polk gezegd: de vader en de moeder en één kip, dat maakt samen drie, de zoon en de dochter en één kip, dat maakt ook samen drie, ik en twee kippen, dat maakt weer samen drie. . heb ik eerlijk gedeeld en de mooie kippen niet verhavend..”
Ja, Polken zijn slim, slim als vossen! Hoe komen ze toch zooveel slimmer dan andere menschen?
Maar och. . w7at is dat nu. . oom Zeelik moet weg. Er gaat geen latere trein die bij zijn dorpje stopt. . en de boot vaart niet in den winter. Och, wie weet hoe lang het nu weer duurt. .
Moeder heeft zijn jas en zijn hoed uit het gangetje gehaald, bij de kachel moet oom Zeelik zich aanklee-den. Wat gekheid. . wat schtoss. . is hij dan soms een jongejuffrouw? Neen. . maar hij is oom Zeelik! De groote wollen handschoenen steken aan weerszijden elk een dommen wijsvinger boven de jaszakken uit. De kinderen wijzen en lachen heimelijk.. „Kijk, ze vragen of ze. .1” Oom Zeelik trekt ze voor den dag. . daar ploft een plat pakketje op den grond. Gauw ermee onder de lamp, het witte papier eraf.. kleurtjes blinken en schitteren, rood, groen, bontgeruit. .
Voor elk een tooverboekje! Vader gaat mee naar den
32