fonkel-wit in al het grauw en grijs en zwart.. het is oom Sjimme!
Met is de stokoude oudste broer van moeders moeder, maar moeders moeder is al jaren dood —, en wat komt hij doen, wat heeft hij te vertellen, dat zij niet hooren mogen?
Hij was aan het spreken, toen zij wakker werd; het klonk in haar oren, schoon ze geen woorden verstond, als een vraag, wanneer je zit te lezen, — je verstond niets, maar je hoorde wel, en zoo hoor je soms ook ' en klok, nadat hij sloeg, maar niet terwijl. . Nu zwijgen .1, maar ze gaan zeker weer spreken en ze tuurt uit hali-gesloten oogen naar de witte streep licht die door de kier over de 100de deken valt en ze wacht, zonder ongeduld, in volle gerustheid dat ze dadelijk weer zullen gaan spreken en met zacht-bonzend hart houdt ze zich wijd open naar het verbodene dat ze te hooren za' krijgen.
„Weet jij nog, wanneer het was, dat Leizer van Schloume olewesjolem 1) gestorven is?”
Even moet vader bedenken, voor hij antwoord geeft.
„Dat was anderhalf jaar na Schloume zijn zilveren bruiloft. . dat zal een jaar of twaalf geleden zijn. .”
„Vijftien. . ” zegt moeder.
„Doet niet. .” Ja, nu was het toch weer precies, alsof er heel in de verte ineens een hond begon te bassen.
„Doet niet. . wanneer! Twaalf jaar. . vijftien jaar. . voor mij is het niet langer dan gisteren. Toen heb ik het ook gehad. Dat ik ’s nachts om drie uur ben wakker geschrokken en dat ik duidelijk heb hooren sjei-mets zeggen 2) . . en zóó vlak bij me. . zóó vlak bij. . als dat kind daar in bed.
Ze schrikt ervan. Dat kind daar in bed, dat is zij. Waarom haalt oom Sjimme haar erbij? Wat heeft zij ermee te maken? En het is zoo donker in de bedstee, tusschen de deuren die bijna en de gordijnen die hee-
183