Ze is ziek geweest, en nu weet ze wat ziek-zijn is. Want daar kun je door andermans ziek-zijn niet achter komen 1
Nu worden haar beenen en haar armen en haar hoofd weer gewoon —, maar zal ze ooit haar beenen en haar armen en haar hoofd nog heelemaal vertrouwen? Dat je toch zóó worden kunt! Haar beenen lieten zich niet verzetten, haar armen niet oplichten, haar hoofd was één klomp vuur en pijn en van het lekkerste heeft ze gewalgd. Dus is alles wat je voor je „eigen” hield, je hoofd, je beenen en je armen, toch je „eigen” niet — het kan onbruikbaar worden, het kan ziek worden en je kunt er niets aan doen. En dan niet te kunnen eten! Hoe dat voelt heeft ze ook niet geweten —, begrepen ze het eigenlijk ooit, als ze met een lekker bordje van moeders bed werden weggestuurd?
En nu wordt ze beter en dat is weer even wonderlijk. Bij het slapen gaan zwelt haar hoofd niet langer groot en schommelig op het kussen en in den nacht hoort ze op de trap geen stappen meer... . maar loopen en staan, dat gaat nog niet!
Die vreemde onzichtbare wezentjes, die beestjes waar de groote menschen over spreken. .. . zouden die nu in haar lijf zijn doodgegaan of zouden ze uit haar lijf zijn weggegaan? Waarom kruipen ze tegenwoordig toch de lichamen binnen om de menschen ziek te maken? Want niet zij alleen was ziek —, ook in andere huizen lagen kinderen te bed, of vaders of moeders, en toen zij nog gezond was, waren er zelfs al doodgegaan, maar zij wordt beter.
Ja, ze wordt beter.... niets doet meer pijn, niets gloeit, niets klopt en bonst, niets voelt ze nu eigenlijk meer. Als je gezond bent, voel je je niet, als je ziek bent voel je je pas. ... en ook natuurlijk als je over jezelf denkt, zooals zij nu doet. Maar nu voelt ze zich heerlijk. ... ze ligt heel stil, het hoofd opzij en de oogen
180