raamkozijn wordt al bleeker cn bleeker, als had de zon het plotseling koud gekregen. . en wat sidst daar in den boom? Regen, echte regen, vette dikke drojrjrels, pats tegen de ramen ojr. En zegevierend kijken ze elkander aan. Als vader nu toch ooit weer zegt, dat ze geen zorg hebben voor hun Sjabbos-goed!
Elet houdt al weer op, maar nu hindert het niet meer. Op een heel dun, lang takje, dat ver vooruitsteekt en over de straat hangt als een bruggetje over een afgrond onpeilbaar diep — als je daar op zou moeten loopen, zoo rond als het is en zoo glad van den regen, dan viel je toch zeker te pletter op den bodem van het ravijn, hoe kwam je trouwens ooit die bladeren voorbij? begint alweer een bleeke, natte glans te komen, de onzichtbare wind grijpt het takje telkens beet in een wreeden, valsch-zachten greep, laat het weer even los en pakt weer toe, precies de kat met de muis -het blaadje aan den top heeft het het hardst te verantwoorden. .
Wat jrraten de menschen, wat hebben ze een pret! In de glaasjes ojr tafel met rooden en bruinen drank zijn de mooie diepe fonkelingetjes nog niet teruggekomen, maar waar zooeven de aardige wit vuren pijltjes schoten, begint het nu toch alweer bleekjes te glimmen. Kijken, wie al het meest uit zijn glaasje gedronken heeft! Pinchaz Lezer heeft het zijne al leeg en Leip Arons bijna, Zadoks heeft niet meer dan een klein slokje genomen.. Kaas nog bijna heelemaal niets, maar die praat ook het meest, altijddoor, over den Rebbe, over de eau-de-cologne en de gedempte sloot. Vader heeft niets gevonden over een gedempte sloot met een hek dwars-over in de Talmoed en in de Misjna en in de Gemoore, maar wel iets over een borstwering rondom een put en wel iets over een man die een os had gekocht waar een gebrek aan bleek te zijn en die daarom natuurlijk wel evengoed een os was
152