en natuurlijk was hij er toch zeker door, hij was er toch, hij was er toch, nietwaar?
Ja. . hij was er.. en met hem nog maar twee van de zes, die op het seminarium alles hadden geleerd.. en ze hebben gemberbolussen gegeten. . dat weten ze allebei nog of het gisteren was gebeurd. Het lijkt of mijnheer Snoek nu zal gaan huilen, zijn roode zakdoek komt uit zijn achterzak vandaan. .
Toen is hij eerst op die andere plaats geweest, waar ze vandaan zijn gekomen met de bruine kruik en toen is hij hier geweest en nu gaat hij morgen weer weg, met juffrouw Snoek en Jozef en Sannetje en Barend en Mietje en Hijnran en de kleine Meyertje op schoot en de bruine kruik en de drie bandeaux en alles. .
Was dat nu niet, vraagt mijnheer Snoek, alweer vroolijk — maar zijn stem klinkt erg vreemd — een heel mooi verhaal? En of! En begrijpen ze nu, waarom hij toen maar niet meer voor andere examens heeft geleerd? Ja. .
Ze moeten er den volgenden dag nog telkens aan denken, als ze, vroeg naar school gegaan, den trein tusschen de loodsen achter het weitje bij de houtzagerij voorbij zien rijden. Oe. . uuuu.. fluit de locomotief en daar gaan ze. . mijnheer Snoek en juffrouw Snoek en Jozef en Sannetje en Barend en Mietje en Hijman en kleine Meyertje op schoot en de bruine kruik en de drie bandeaux en alles. . maar Hijman en Mietje hebben niet gewuifd.
138