hand cn haar keel is heet en dik ineens van deernis. .
Dat de maan koud en donker is, neen. . dat kunnen ze geen van allen gelooven. Koud en donker. . en al dat licht? De heele hemel straalt het uit, streelend, satijnig licht! Waar komt dan al dat licht vandaan? Van de zon! De zon geeft het aan de maan en die geeft het weer aan de aarde. Ze zijn allemaal heel stil en ze staren naar de maan. De vlierboom aait er met zijn takken over en de wind is dichtbij, maar onverstaanbaar. Wat is het toch vreemd en toch heerlijk, hier allemaal samen en onverwachts zoo dicht bij elkaar te zijn.
Maar wat zegt vader nu? Verstond ze goed. . zal vader laten zien hoe de maan licht krijgt van de zon en licht geeft aan de aarde? En moeten ze in de kamer komen om dat te zien? Nauwelijks te gelooven, maar als vader het zegt! Ze gaan het keukentje door en in de achterkamer om de tafel staan, sprakeloos van spanning. Vader weet en doet toch wel wonderlijke dingen. . eens heelt hij aan een touw een aker vol water heel hard laten rondslingeren en geen druppel vloog er uit. Het glinsterde en woelde, het leek wel groene zeep, maar alles bleef erin. Dat was, zei vader, de middenpuntvlie-dende kracht. En wat gaat er nu gebeuren? Moeder vraagt of het gevaarlijk is; toen met dat water was ze zoo bang dat de aker uit vaders hand zou schieten en bij eiken zwaai riep ze: „Vader, pas toch op. . pas toch op. .” tot vader bijna boos was geworden. Maar wat er nu gebeuren gaat, is zeker niet gevaarlijk. De koektrommel komt uit de kast, de zwarte trommel met gouden strepen, zoo mooi als nieuw. Dat is pas twee weken geleden gebeurd. . een vreemde oude man heeft het gedaan. . niemand kende hem, hij kwam met een kar hun straatje door, al bellende, maar roepen deed hij niet. . hij was heel lang, zijn grooten hoed droeg hij achterover op zijn hoofd, zijn grijze baard kwam tot
113