„Zoo, nu heb jullie braaf opgepast.” En nu hooren ze iets, waar ze van staan te kijken, nu zal er iets gebeuren, dat ze wel allerminst hebben verwacht. Er is een boodschap geweest van juffrouw Seligman en juffrouw Seligman liet vragen of ze met vader en moeder mee willen komen om de kleine kinderen, die zoo alleen zijn.
„En waarom is hun moeder dan ook niet hier, en waarom zijn ze dan niet bij hun moeder?”
Maar dat zijn, zooals vader zegt „zaken, die hen niet raken” en ze moeten nu maar gauw naar bed.
Bangheid en verlangen zijn hun metgezellen op weg naar school in het middaguur. Ze zullen het huis betreden, waar hij een paar dagen geleden laat in donker werd binnengedragen, ze zullen het kamertje zien, waar de kist heeft gestaan, die daarna in den diepen grond verdween! Ze zijn vroeg op het speelplein, maar blijven de kameraadjes uit den weg —, dat wat om ze is en in ze is, zoo zwaar en bang, dat willen ze toch niet kwijt. Tegen het hek geleund kijken ze over de wei, goudgroen in de kortstondige zon tot waar de vlakke wijdte, zonbestroomd, groenig, grijzig, blauwig, in hemel overgaat, die naar boven toe al meer verheldert tot het allerzuiverste blauw. In den zomer hebben daar heel veel koeien gegraasd, maar de boeren namen de meeste al op stal, enkele lieten ze nog terug, zeker de sterkste en de oudste. Een loeit er, hij heft langzaam zijn kop omhoog naar de zon en den witten hals zie je blinken. Koeien zullen toch zoo dom als ze er uit zien niet zijn.... is er niet vaak in hun loeien een klank alsof ze veel meer weten en over veel meer denken dan de menschen vermoeden? Vooral als het uit de verte komt. Wonderbaarlijk angstig en diep klonk dat daar!
Bangheid en verlangen komen met ze binnen in school, keeren met ze terug naar huis en worden tegen
103