gebroken, nog weer hangen de laatste blaadjes als groote droppen fonkelwijn bij de takjes neer. . . . het duurde weer korter dan gister en nu is het avond. .. . en weer staan ze voor het duistere huis.
Dat alles net precies hetzelfde is en dit toch een andere dag. .. . het gevoel van voorbij-gaan glipt in een rilling door ze heen als nooit te voren; altijd tot nu spraken ze over „gisteren” en „morgen” als over nuchtere, gewone dingen, nu worden ze het loopen van den tijd schier lijfelijk gewaar als het geluidlooze sluipen van een reusachtig donker dier. .. . maai waarom het nu een andere dag is en alles toch hetzelfde bleef —, dat schijnt tegelijk een niet te peilen raadsel.
Maar ze weten het ook wel: niet alles is hetzelfde!
Het neir-tomied-licht schijnt flauwtjes door een krans van zacht-parelende waterkraaltjes en er komt geen geluid uit het huis, achter de tuinpoort fluistert het en lispelt het, maar alles is niet hetzelfde; hij is weg, niet langer staat in het kleine kamertje de zwartbekleede kist, waarin hij lag en wachtte op zijn begrafenis, het witte sargenes aan en toegedekt en bij zijn eigen moeder. . . . ach, alles beter dan ginder, ver weg, alleen in die kouden, diepen plas.
Jozef Snoek is vanmiddag met zijn vader en met de andere heeren en mannen naar de begrafenis geweest, hij is al groot, hij is al zestien jaar en Hijman Snoek heeft op den hoogen dijk tusschen de rijtuigen gestaan en over de haag heen alles afgezien... uit het metaar-huisje io) kwamen ze op de begraafplaats met de zwartbekleede kist. Het was zoo stil. ... je kon het lange, droge gras hooren schuifelen langs hun broeken en voor hun laarzen uit. Aan den overkant van de sloot stond een koe te kijken, als een spiegel was het water, zoo glad, een bruin blaadje kwam maar niet dichter bij zijn linkerpoot dan bij zijn rechterpoot. ... en toen ineens begon die koe te drinken en toen was het net
101