Zo'n Jood en dan nog praats voor drie! En Saartje, vinnig ding, dat terugsloeg, wie haar aanraakte, mochten ze óók niet...
Schuw-zwijgend, na vaders uitvallen en daarna in stilte terugzinken, kauwden de kinderen hun brood. Bram mokte, hij zou zich maar stil houden, als was't, om je geduld te verhezen en eris flink op te spelen tegen vader, die maar makkelijk praten had en die niet, met een paar stevige armen aan 't lijf, gesard werd door die lamme boeren hier. En dan niet eens wat te mogen terugdoen! Joop... nou dié was óók van water-en-melk. Als je 't verdragen kon, was 't makkelijk genoeg. Leuk vond-ie dat kleine ding van een Saar, sloeg er maar op in. Lé was een ziekelijke stumper en Michieltje nog veel te klein. Michieltje aan 't vechten, ja, dat zou 'n gezicht zijn. Bij 't grappige van de voorstelling legde z'n jongensdrift zich en tegen moeder, die 'm voetseinen trachtte te geven onder de tafel van stilhouden-voor-vader, wenklachte hij dat de bui al over was.
Boterham op, begon moeder, handig door jarenlang doen, de drie jongsten: Michieltje van drie, kittig rakkertje, Saar en ziek-bleke, manke Lé naar bed te helpen. Joop, die altijd hielp en ploeterde in 't huishouden, nam vlug de tafel af, bracht bordjes en kopjes naar een klein achterschuurtje, dat voor keuken diende.
'Mag ik er nog wat uit, vader ?' verlangend vroeg Bram, hunker-ogend naar buiten, waar 't koeler scheen dan in het kleine kamertje achter de winkel. Uit de achterdeur ging 't uitzicht over bouwlanden, groen-grijs van winterrog, waarachter de hemel, nog een ietsje kleurig, rustig bekwam na zonnedag.
Maar hij mocht niet. Vader was niet boos of driftig meer, doch hij wilde Bram toch graag nü in huis houden. In de dorpsstraat waren ze nog altijd bezig met de takken, doch 't vrolijke spel was ontaard in woest en bandeloos getier, waar ook de groten aan deelnamen. Liet hij Bram in die herrie, dan kwam er weer vechten en relletjes van. En droevig erom, want wetende dat ze 't zo vrolijk niet hadden, met allemaal in 't ene kamertje, verbood hij 't tóch. Hij zou dan wat lezen voor ze, als moeder de lamp had aangestoken. Zonder mokken, al spijt hebbend van z'n vragen om kaas daarstraks, onderwierp Bram zich. Van 't rekje nam de vader een oud boek. En hij las van de Uittocht uit Egypte. Z'n stem beefde bij 't
50