ezen en veel fantaseerde en vertelde hij erom heen, de ogen ver, de baardharen bibberend in 't ontroeren van z'n mond. Stil zaten de moeder en de jongens, luisterend. De dromige woorden doorklank-ten de rustige intimiteit van het kamertje, en het luide getier van lollige jongens en luidruchtige meiden in de verte bij de bomen nam af. Doodstil luisterend waren ze naar 't veel-gehoorde verhaal en vaders fantaseren daaromheen.
Maar toen hij nabetrachten ging en sprak van de hoge bestemming der Joden en hun uitverkoren-zijn, zeggend dat ze daarvoor veel moesten verdragen, en zo terugkomend op de vechtpartij van daarstraks, begon Bram onrustig op z'n stoel heen en weer te schuiven, en, mondvertrekkend, mompelde hij, ingehouden recalcitrant... 'nou ja... nou ja...'
Joop keek, strak-minachtend, vóór zich...
II
De vóóravond van Nieuwjaar, ditmaal vallend laat-september, bracht blijheid in huis.
Al gaat het materieel beloop der dingen nog zo weinig naar wens, al steekt het hoofd ook vol zorg en zaken-gepeins, de hoge dagen der Joodse feesten zijn en blijven aan de vreugde gewijd. Zó was 't ook nu...
Zon was, in betrokken lucht, al haast ondergegaan. Fijne damp kwam zwevend hangen over de landen, waarop de deur van 't kamertje achter de winkel gaf. Stug verborgen achter de duistere massa van de bomen errondom lagen de enkele boerenhuizen. Vaag in de mist was 't broze silhouet van een mosterdmolentje en hier en daar in de verte glimmerde nog in bleek licht een plas, van pluimig riet bewuifd...
Zó zag Joop het, terwijl hij armgekruist stond in de deur en rondom heen naar buiten uitstaarde. Maar z'n moeder, met haar weke stem en zacht gebaar, kwam achter hem en zei, vlei-vragend:
'Kom je in huis nou, Joop, en doe je de deur dicht? 't Is zo kil buiten. Zó gaat Jomtof in. Ik steek de lamp op en je vader komt
5i