,,AL OM EEN SUIKER BALLETJE......" 17
winkel haalt, komt nu in een toegespijkerde kift uit de stad. Erood kent men niet in dat land, men eet er grqote, kruimelige koeken ! Het is een vreemd, een heerlijk land, het land van Paschen, het is een lente-land, het is een kruiderijen-land, het is een land-van-overvloed. In dat land komt de melkboer niet bij de menschen aan huis, maar de menschen halen de melk onder de koe vandaan, 2e sturen hun kinderen uit met een emmer, van louter zilver gemaakt.
Morgen gaan ze naar hun boer, en ze mogen er bijstaan als de koe gemolken wordt, en tegen dat ze thuiskomen met het emmertje half-vol, is de Paschen ingegaan, zijn de poorten naar het gewone leven, naar de gewone wereld, toe gegrendeld en blijven toegegrendeld, acht dagen lang.
Voorbij de kleine sluis ligt de ״gouden boerderij", aan den voet van den hoogen dijk. Eens hebben ze op dien hoogen dijk gestaan in een najaarszon en toen was alles er van goud: groen-goud was het gras, geel-goud was het hooi en het stroo op de bergen en hoopen, ros-goud was het koren in de open tas, rood-gouden kant tegen blauwgouden lucht de bijna kale boomen, waaraan geen blad zich roeren dorst, om niet te vallen !
Ze wisten zelf niet, hoe lang ze wel hebben daar staan kijken, zonder een woord te Zeggen, Sinds is die boerderij de gouden boerderij —, en even daar voorbij gaat een pad. de velden in, tusschen een breede en een smalle sloot; in de smalle zie je niets dan riet en groene waterplanten, in de breede zijn eenden en wolken en luchte-blauw. Als eenden snateren, beginnen ze altijd heel driftig en vlug, maar schijnen dan ineens wat ze vertellen wilden de moeite niet meer waard te vinden —, of misschien ging het hun ook wel door 't hoofd j — pruttelen nog even en houden maar weer hun