Waarom moest je op 't Joodsche school allerlei dingen leeren, die je niet begreep, en waarom wist de Rebbe lang niet altijd den uitleg, als je er hem naar vroeg?
Het was nog niet de Joodsche ritus zelf, die aangetast werd door het onophoudelijke waarom der ontwakende rusteloosheid van zijn geest: het waren nog maar de menschen, van wier wanbegrip en onverschilligheid hij zich met minachting en mismoedigheid begon rekenschap te geven.
XIII
Z'n moeder had hem verder morren en mokken uit 't hoofd gepraat en tegen Hein Bonten had hij eerlijk gezegd, waar het op stond, dat hij niet komen kon, omdat hij overgangs-examen zou hebben op 't Joodsche school. Hij had 't gewaardeerd met ineenen een nieuw, warm gevoel van dankbaarheid, dat de jongen niet vroeg of vorschte en alleen zei, dat 't hem speet en dat hij voor een anderen dag op hem rekende.
Den heelen Zondagmorgen sloot hij zich op met z'n boeken op zolder, maar den meesten tijd leerde hij niet, hij zat voor het dakraam en keek naar de grijze winterlucht waaruit grimmig de sneeuwval dreigde. En toen hij beneden werd geroepen om te eten, zaten daar zijn zusjes al bij de tafel, glimmend gewasschen, de haren gladgekamd en in hun hel-blauwe sjabbesjurken. Hij had nooit op die jurken gelet: nu ineens vond hij ze leelijk en dacht aan de eenvoudige grijs-bruine jurk met wat groen versiersel, die Loesje Bonten tegenwoordig droeg op school. Waarom gaf moeder Roos en Es ook niet zulke jurken? Die van Loesje kon niet duur zijn! Maar lang dacht hij daar niet over, want zoodra ze hun eten ophadden, was 't tijd van weggaan en ze gingen met
60