hoonende, verachtende woorden en tegenwoorden scherp hare onredelijkheid voelen —; zij voelde die zelf bitter genoeg en ging er vaak onder gebukt, en nam iedermaal voor, vredig en verdragelijk te zijn.
Sinds de geboorte van het kind kwam Geerte weer vaker dan vroeger; haar tegenzin tegen Ina scheen verdwenen en voor Ina beteekende haar komst een welkome afwisseling —, waar ze soms verlangend naar uitzag.
Eens op een avond tegen een uur of negen — Egbert dommelde over zijn krant, — kwam ze weer en bracht een jong vriendinnetje mee, en Ina fleurde onmiddellijk op bij den aanblik van het lieve, verlegen gezichtje met de fluweelzachte, bruine oogen.
Nu ze getrouwd was, in eigen huis woonde en ontving en daardoor de verhoudingen van te voren en vanzelf vaststonden, had haar stuursche, wantrouwige tegenzin jegens vreemden plaats gemaakt voor de behoefte, een vriendelijke, een hartelijke en voorkomende gastvrouw in haar eigenhuis te wezen. En haar spontaan gevoel van ingenomenheid met het jonge meisje zwol voller in haar aan, toen ze met schuch-teren eerbied vertelde, dat ze Ina's vertelling ״De Bedelaar" gelezen en zoo heel mooi gevonden had en dat ze daarom maar zoo, zonder haar te kennen, met Geerte had durven meekomen. Ze bloosde van verlegenheid en Ina bloosde van genoegen en vermeed Egbert's blik, om dat vage lachje van neerbuigenden spot op zijn gezicht niet te zien. Ze wist al precies hoe uitingen als deze op hem werkten, ze voelde al wel dat hij Nesje „onnoozel" vond. Ze dorst dan ook niet met woorden toonen, hoezeer ze met wat het kind zeide ingenomen was, voelde zich ongemakkelijk, beklemd door zijn aanwezigheid en wist niet goed welke houding ze aannemen moest. Ze had van de bewondering, die haar werk in het jonge kind had opgewekt, zoo graag een vleiende genegenheid voor haar persoon willen maken —, maar ze durfde geen rechtstreeksche poging doen om haar te behagen en te winnen —, vrees voor Egbert, zijn killen spot, zijn schimpen op de „ijdelheid" die hij in haar vermoedde, hield haar in bedwang —, maar tegelijk zag ze zich met spijt de gelegenheid ontgaan.
Doch Geerte begon nu over het doel van hun komst te spreken. Een van de kransvrienden was plotseling ziek geworden, moest naar een sanatorium, geld was er niet. Ze wilden nu, om dat bijeen te brengen, een avondfeest organi-seeren en ze kwamen Ina en Egbert hun medewerking
60