zij paste in geen enkele omgeving, stootte overal het hoofd ea verwarde, zich het hart als een vogel in een strik.
Zedacht aan dokter Ramondt en aan de verleden lente. Na dien eersten keer had ze hem nog twee keer ontmoet, toen hij Mary bezocht .—, maar kort en vluchtigjes; tot vertrouwelijk praten was het niet meer gekomen. En na Mary's herstel was hij heel niet meer teruggeweest. Mary had haar verteld dat hij het heel druk had, ongefortuneerd was, voor een veeleischende vrouw en drie kinderen moest zorgen, en aan vriendschappelijke bezoeken niet denken kon. En Ina had haar best gedaan natuurlijk te vinden, wat iedereen natuurlijk vond, en toch was teleurstelling lang nog in haar blijven nawerken, en een scherp gevoel van schaamte om haar eigen verwarde hoopvolle gedachten, haar vreugde en verwachting en bereidwilligheid, waar hij haar blijkbaar zelfs niet telde en het bezoek beschouwde als een wat langgerekte en misschien zelfs wat zware en taaie doktersvisite. Ze wist het wel al, dat voor de meesten dagelijksch werk en dage-lijksch belang in, de eerste plaats gold en boven de dingen van het hart recht en voorkeur had —, en toch maakte het haar kil en bedrukt, zoovaak zij het van nabij ervoer. Waren er dan werkelijk geen menschen, voor wie het gevoelsleven altijd in al zijn uitingen en vertakkingen boven het maatschappelijk leven ging ? Ze wist allang van niet .—׳, en toch verwachtte zij het steeds weer opnieuw. Ze dacht aan een voorval uit haar eigen leven —, een paar jaar terug, toen ze een deel van haar overgangsexamen koelbloedig had verzuimd omdat haar oude vriend, de gebrekkige klokkenmaker met zijn koolzwarten baard, haar dien dag een naamvers zou voorlezen en geven, dat hij voor haar had gemaakt. Het was langdradig en sentimenteel, het vers, maar het had haar toen bewogen om den toover der verheerlijking, ze had het niet vergeten, en de eerste regels haalde ze zich nu in gedachten.
In glanzen zijt gij mij verschenen,
Nooit had mijn hart 't geluk gedroomd.
Ach ga nu niet meer van mij henen....
De drie beginletters waren haar naam.
Toen waren ze haar hard gevallen, allemaal en zelfs Otto, de toegevende broer, die voogd over haar was sinds moeders dood, had haar schertsend vermaand: ״eerst de zaken en dan het meisje." Dat was de eerste keer geweest, dat ze
12