r ״Ik ben blij dat u zoo denkt —, en dat u mij niet als de anderen bij voorbaat oppervlakkig vindt." ׳
„Altijd de „anderen"!"'
Ze bloosde.
„II hebt gelijk. Ik geef meer om ze, en om hun oordeel vooral, dan ik erken. Soms —, en soms ben ik dan weer zoo geweldig zeker van mij-zelf en zoo trotsch. Het eene oogenblik ben ik volkomen anders dan het andere —, alsof ik niet één mensch was, met één hart en één paar oogen —, maar honderd menschen, met honderd harten en honderd paren oogen. Dat geeft zoo'n verward, onzeker gevoel."
Hij antwoordde niet en peinsde even.
״Hoe komt u hier, juist hier?"
״Beschikking van hoogerhand. Deze verbintenis is in den vrouwenkiesrecht-hemel gesloten. Mary, mijn gastvrouw, en mijn zuster Joseflne, kennen elkaar al jaren — door de banden der propaganda saamgesnoerd — ze vinden elkaar sympathiek. En ik had geen voorkeur.''
״En wie hebt u hier nu leeren kennen? Het zusje — hoe heet ze ? — Gerda, natuurlijk, maar ze is veel uit logeeren. Dat is jammer voor u."
״Betrekkelijk — ze herinnert me altijd aan mijn eigen liefdelooze snoodheid. Want ik durf het bijna niet te bekennen, maar in mijn hart kan ik de lieve, alom beminde Gerda óók niet zetten —, ze is zoo snoezig verliefd en zoo vol van Erik, die eigenlijk wiskunde had zullen studeeren en nu rechten doet tegen heug en meug, omdat hij de opvolger hoopt te worden van een kindschen oom aan een bank of zoo."
״En vindt u dat zoo erg?" lachtte hij.
״Maar natuurlijk vind ik het erg," zei ze met een opzet-telijken geprikkelden nadruk, schoon ze geen oogenblik geloofde in zijn voorgewenden twijfel en wel voelde, dat hij haar erg-vinden begreep en dat het hem aantrok, ״wie zóu dat niet erg vinden. Ik zou nooit willen trouwen met een man, die iets deed, waar hij geen zin in had en om ״vooruitzichten" een mooie studie vergooide."
״Meent u dat werkelijk?"
Ze kreeg een kleur, maar ze bleef hem aanzien.
״Ja —, ik meen het heel echt," zei ze ernstig en vast ״en ik weet precies waarom u het vraagt. Zal ik het zeggen?"
״Als we het allebei weten? Wie zijn er nog meer?"
״De zuster van den aangebedene, Coba, medisch student."
״Jawel, die ken ik —, nogal een pedantje, nietwaar?"